Ga naar de inhoud

Vincent en de geschiedenis van Tiendeveen

In de middeleeuwen kregen de Drentse dorpen eigen organisaties om samen bepaalde taken te kunnen uitvoeren: de boermarken. Belangrijkste taak was het gezamenlijk beheer van de heidevelden en groenlanden van het dorp. Op die heide liep een door de boeren betaalde herder met de gezamenlijke kudde schapen rond.

 

Boerderijen aan de rand van een bos, Egbert van Drielst

 

Binnen de boermarke hadden de eigenerfde boeren, de boeren met een eigen erf, het voor het zeggen. Het aandeel van de eigenerfde boeren werd uitgedrukt in waardelen. Zo’n waardeel gaf recht op het gebruik van de markegrond. De grootte van het waardeel, een vol, een half of een kwart, bepaalde de hoeveelheid schapen en koeien die men op de gemeenschappelijke grond mocht laten grazen, de hoeveelheid hout die mocht worden gekapt en de hoeveelheid plaggen en turf die men mocht steken. Naast rechten waren er ook plichten, zoals het onderhoud van wegen en voorden (oversteekplaatsen bij een riviertje of beek) en het schoonhouden van de afwateringssloten. De onderlinge afspraken werden vastgelegd in zogeheten boerwillekeuren. Pas vanaf het begin van de 19e eeuw kwam er, onder de opkomst van de Frans-Bataafse tijd, langzamerhand een eind aan dit zelfbestuur van de boer- of buurschappen

Ontdek zelf ons multifunctionele centrum